MondzorgPlus werkt nauw samen met autoriteiten op het gebied van gerondontologie, waaronder dr. Gert-Jan van der Putten, specialist ouderengeneeskunde, kaderarts palliatieve zorg. Hij legt uit waarom goed kauwen voor veel ouderen en bedlegerige mensen moeilijk(er) wordt als gevolg van sarcopenie. Wat zijn mogelijkheden voor preventie en behandeling?
Bij het ouder worden ondergaat het menselijk lichaam zichtbare en voelbare fysieke en fysiologische veranderingen. De meest opvallende is sarcopenie: de leeftijdsgebonden afname van skeletspiermassa. Sarcopenie heeft ook invloed op de kauwspieren en de tong. Daarom is het voor mondzorgverleners belangrijk om te weten of er sprake is van sarcopenie.
Vanaf het 25e levensjaar verliest een mens elk jaar ongeveer 1% van zijn spiermassa en spierkracht. Dit loopt op tot zo’n 3% per jaar na het 70e levensjaar. Vanaf het 70e levensjaar leidt dit proces tot een significante daling van de functionele capaciteiten. Sarcopenie bij mensen boven de 65 jaar komt veel voor en varieert tussen de 10 en 50%. Dit is afhankelijk van de gehanteerde definitie en gebruikte meetinstrumenten in onderzoeken naar sarcopenie. De mate van voorkomen stijgt met de leeftijd en is mede afhankelijk van iemands activiteit. Als een individu bedlegerig is of wordt, ontstaat al na een week een afname van spiervezels. Sarcopenie is dus niet iets wat alleen bij ouderen voorkomt, maar ontstaat ook bij jongere leeftijdsgroepen wanneer er enige tijd sprake is van immobiliteit of bedlegerigheid. Dit wordt ook wel secundaire sarcopenie genoemd.
Reduceren van afname spiermassa
Bij ouderen wordt sarcopenie beschouwd als de belangrijkste fysieke component van kwetsbaarheid. Gangbare meetinstrumenten om sarcopenie te bepalen zijn loopsnelheid, handknijpkracht en spiermassa. Gezien het natuurlijke proces van de afname van spiermassa zal (primaire) sarcopenie nooit volledig te voorkomen zijn. Echter, vroege opsporing en behandeling van (secundaire) sarcopenie kunnen de ongewenste afname van de spiermassa en -functie aanzienlijk reduceren. Het diagnosticeren van sarcopenie is in Nederland nog geen onderdeel van de dagelijkse klinische geneeskunde, noch in medische centra, noch in huisartsenpraktijken.
Gevolgen voor kauwen en slikken
Ook voor mondzorgverleners is het belangrijk om te weten of er sprake is van sarcopenie. Recent onderzoek wijst uit dat sarcopenie invloed heeft op de kauwspieren en de tong. Dat betekent dat aanwezigheid van sarcopenie gevolgen heeft voor het kauwen en de slikfunctie. Voor mensen met sarcopenie betekent dit dat kauwen een topsport wordt. Tevens hebben sarcopene individuen een verhoogd risico om zich te verslikken, als gevolg daarvan een longontsteking te krijgen en daaraan te overlijden.
Ondervoeding
Ouderen met sarcopenie doen gemiddeld langer over hun maaltijd dan ouderen zonder sarcopenie. Als oplossing wordt gekozen voor het malen van de warme maaltijd, zodat deze gemakkelijker en sneller kan worden genuttigd. Dit wordt veel gezien in zorginstellingen als verpleeghuizen. Als de maaltijd niet wordt gemalen, is er risico dat de maaltijd koud wordt, aangezien er meer tijd nodig is om te eten. Omdat een koude maaltijd ten koste gaat van de smaak wordt niet alles opgegeten. Of een verzorgende interpreteert dat iemand klaar is met eten en haalt het bord met eten weg. “U hoeft zeker niet meer?”, wordt er dan gezegd. Voordat iemand kan reageren is het bord al weg. Geen wonder dat ondervoeding nog steeds veel voorkomt bij ouderen! Dat geldt helemaal voor (zorgafhankelijke) ouderen met een volledige gebitsprothese waarbij de kauwfunctie gemiddeld 1.6 x minder is dan bij ouderen met gebitselementen. Hoewel het aantal kauwbewegingen bij verlies van gebitselementen toeneemt, neemt de bijtkracht als gevolg van spiervezelverlies van de kauwspieren af. Dat geldt helemaal als zij ook sarcopeen zijn.
Preventie en behandeling
Er is op dit moment veel onderzoek gaande naar een goede preventie en/of behandeling van sarcopenie. Het meest effectief lijken krachttrainingsprogramma’s in combinatie met voldoende inname van eiwitten. Advies is een inname van 1,2 – 1,5 gram eiwit per kilogram lichaamsgewicht per dag over de drie maaltijden. Opname van de eiwitten in de spieren wordt het best gedaan als de eiwitten na een krachttrainingsprogramma wordt ingenomen. Nu laat ander onderzoek zien dat verlies van gebitselementen invloed heeft op de voedingsinname. Door een ander voedingspatroon als gevolg van verlies van gebitselementen kunnen mineraal en vitamine-deficiënties ontstaan. Ook de inname van de hoeveelheid inname van eiwitten blijkt significant af te nemen. Dat is niet verwonderlijk, omdat veel eiwitten in (rood) vlees zit waarop vaak meer op gekauwd moet worden. Reden des te meer om de tanden en kiezen tot op hoge leeftijd te behouden. Behoud van tanden en kiezen zorgt er niet alleen voor dat je beter en gezonder eet, maar ook langer leeft. Er is inmiddels voldoende bewijs dat goede mondzorg ook ingezet moeten worden bij de preventie en behandeling van sarcopenie.
Over dr. Gert-Jan van der Putten
Dr. Gert-Jan van der Putten (1960) is specialist ouderengeneeskunde, kaderarts palliatieve zorg. Hij studeerde Geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam en volgde de opleiding tot verpleeghuisarts (thans specialist ouderengeneeskunde) aan de Vrije Universiteit. In 2011 promoveerde hij met zijn proefschrift ‘Poor oral health, a potential new geriatric giant. Significant oral health (care) issues in frail older people’. Download hier het proefschrift (pdf). Ten tijde van zijn promotieonderzoek kwam Gert-Jan van der Putten in contact met Corné de Bruijn, oprichter van MondzorgPlus. Samen delen we onze zorg voor structurele mondzorg voor kwetsbare ouderen, om te komen tot levensbestendige, duurzame mondzorg.